Steek je vinger op als je tevreden bent met je uiterlijk! Ik durf te wedden dat weinig mensen dit doen. De een heeft wat meer last van een negatief lichaamsbeeld dan de ander, variërend van momenten van ontevredenheid tot en met psychiatrische stoornissen. Een extreem voorbeeld hiervan is ‘body dysmorphic disorder’ (BDD), waarbij iemand overtuigd is dat een bepaald lichaamsdeel zeer lelijk, afstotelijk of zelfs misvormd is, terwijl dit objectief gezien niet het geval is. Hoe kan dit? Worden zij voor de gek gehouden door hun eigen brein?

Wat is BDD

BDD is een psychiatrische stoornis met als belangrijkste kenmerk een sterke en obsessieve overtuiging dat een bepaald lichaamsdeel zeer lelijk of zelfs misvormd is, of geobsedeerd zijn met een kleine onvolkomenheid. Zo’n sterke overtuiging of obsessie wordt ook wel preoccupatie genoemd. Bij BDD is preoccupatie zó sterk, dat dit het dagelijks leven continue beheerst. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat je het “misvormde” lichaamsdeel urenlang in de spiegel controleert. Ook ontstaan er beperkingen in het dagelijks leven, bijvoorbeeld op het gebied van werk of sociale leven. Opvallend is ook dat zowel zelfmoordgedachten als –pogingen vaak voorkomen bij BDD, bij tot wel driekwart van de mensen! Doordat die obsessieve gedachten zo centraal staan en omdat er ook sprake kan zijn van repetitieve gedragingen, is BDD in de DSM-5, het classificatiesysteem voor psychiatrische diagnoses, gecategoriseerd onder obsessief-compulsieve stoornissen. Meestal begint BDD rond het zestiende levensjaar. Ongeveer 2% van de algemene bevolking heeft BDD, ongeveer evenveel vrouwen als mannen.

BDD en het brein

Bij het verwerken van visuele informatie, lijken mensen met BDD veel meer gericht zijn op detail en degenen zonder BDD, ‘gezonde controles’, lijken veel beter te zijn in globale informatieverwerking. Onderzoeken die gebruik hebben gemaakt van functionele MRI (fMRI), waarmee je activatie van hersengebieden in kaart kunt brengen, laten zien dat mensen met BDD minder activiteit hadden in de hersengebieden die gerelateerd zijn aan globale verwerking van visuele informatie. Bij deze personen was er juist meer activatie in hersengebieden die meer lokale en gedetailleerde elementen van visuele informatie verwerken. Met andere woorden, bij BDD lijkt het brein meer bezig te zijn met details van het beeld te verwerken dan het gehele beeld. Dat klinkt aannemelijk als we weer even stilstaan bij wat BDD onder meer inhoudt, namelijk de overtuiging dat een bepaald lichaamsdeel zeer lelijk of zelfs misvormd is. Andere onderzoeken ondersteunen dit ook, bijvoorbeeld studies waarbij mensen met en zonder BDD-gezichten moesten herkennen, terwijl die gezichten vervormd waren (bijvoorbeeld de “Thatcher illusie”, Google maar eens). Mensen zonder BDD waren hier traag of ronduit slecht in, terwijl mensen met BDD deze herkenningstaak juist heel snel en nauwkeurig uitvoerden. Een mogelijke verklaring is die focus op detail en elementen van het gezicht, in plaats van het hele gezicht, en dat het brein die specifieke elementen dus ook efficiënter verwerkt. Daarnaast zijn er ook enkele onderzoeken gedaan naar verschillen in het herkennen van emoties, waarvan de resultaten suggereren dat mensen met BDD hier beduidend meer fouten in maken. Een van deze onderzoeken heeft gebruik gemaakt van ‘eye tracking’, waarbij de oogbewegingen van deelnemers gevolgd werden terwijl zij naar verschillende gezichten keken en emoties moesten herkennen. De onderzoekers vonden dat mensen met BDD heel anders de gezichten scanden: ze hadden minder aandacht voor essentiële kenmerken waaraan je een gezicht of emotie kunt herkennen, zoals de ogen, en meer aandacht voor minder belangrijke kenmerken, zoals de kin. Ook waren ze ofwel minder lang of juist overdreven lang gericht op bepaalde gezichtskenmerken.

Breinonderzoek omtrent lichaamsbeeld staat overigens nog steeds in de kinderschoenen, ook als het gaat om BDD. Er is meer onderzoek nodig om helder te krijgen hoe het brein nu precies werkt bij BDD, maar ook in hoeverre de resultaten hiervan door te trekken zijn naar mensen zonder stoornis, maar wel met een negatief lichaamsbeeld.

Is een negatief lichaamsbeeld altijd een stoornis

NEE! Zoals hierboven omschreven heeft naar schatting ongeveer 2% van de algemene bevolking BDD. Dit betekent dat bij de overgrote meerderheid van mensen die ontevreden zijn met hun lijf GEEN sprake is van een stoornis. Naast processen in het brein, zijn er natuurlijk veel meer aspecten gerelateerd aan je onzeker of negatief voelen over je lichaam. Zo spelen opvoeding, cultuur en media zeker ook een rol in het creëren van een ideaalbeeld hoe het perfecte lichaam er uit zou moeten zien waar we allemaal aan proberen te voldoen, hoe onrealistisch dit beeld misschien ook is. Ook als je in het algemeen een negatief zelfbeeld hebt, heb je mogelijk ook meer kans op een negatief lichaamsbeeld.

Onder de bronvermelding staat een link met in het kort de verschillende symptomen van BDD. Voelt het alsof het over jou gaat? Schroom dan niet om hulp te zoeken, bijvoorbeeld via je huisarts. Hij of zij kan je indien nodig doorverwijzen naar gespecialiseerde hulpverlening.

Gerelateerde blogs:
https://www.psyblog.nl/2015/03/17/tevreden-uiterlijk/
https://www.psyblog.nl/2018/09/13/negatief-zelfbeeld/

Bronvermelding
Beilharz, F., Castle, D.J., Grace, S., & Rossell, S.L. (2017). A systematic review of visual processing and associated treatments in body dysmorphic disorder. Acta Psychiatrica Scandinavica, 136, 16-36.

Hulpgids. (2018). Morfodysfore stoornis (stoornis in de lichaamsbeleving). Geraadpleegd via https://hulpgids.nl/informatie/ziektebeelden/obsessieve-compulsieve-en-verwante-stoornissen/stoornis-in-de-lichaamsbeleving/

Krebs, G., de la Cruz, L.F., & Mataix-Cols D. (2017). Recent advances in understanding and managing body dysmorphic disorder. Evidence-Based Mental Health, 20(3), 71-75.

Geschreven door Maria Karabatzakis

Maria Karabatzakis heeft in 2013 de bachelor Psychologie en Gezondheid afgerond aan de Universiteit van Tilburg en in 2015 de master Medische Psychologie. Medische Psychologie is een breed vakgebied waarin de relatie tussen lichamelijke gezondheid en psychisch welbevinden centraal staat. Binnen deze master heeft ze gekozen voor het accent neuropsychologie vanwege interesse in de relatie tussen hersenen en gedrag. Momenteel promoveert ze op de PIT-studie met als doel om een psychosociale screeningslijst te ontwikkelen voor ongevalspatiënten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *