“Ik heb een nieuwe superkracht, ik kan jouw gedachten lezen!”

“Waar denk ik nu dan aan?”

Voor iedereen die kinderen in de omgeving heeft, klinkt dit vast niet als een onbekend gesprek. Wat kinderen zelf zien als gedachten lezen, mag ons een raadsel blijven. Maar laten we ze vooral niet uit de waan helpen, want dat gedachten lezen? Dat bestaat. Ja, echt!

Wat is Theory of Mind?

Oké, misschien moet ik dit iets genuanceerder brengen. Het is dan misschien niet écht gedachten lezen, maar het komt er wel heel erg in de buurt: de Theory of Mind. Ofwel: het vermogen om te begrijpen wat anderen denken, voelen of weten, ongeacht dat dit soms anders is dan je eigen perspectief. Dit is een fundamentele sociaal-cognitieve vaardigheid die zich in de kindertijd ontwikkelt. Baby’s worden immers niet geboren met begrip voor de gevoelens van een ander (hè, moeders?).

Belang van Theory of Mind

Theory of Mind is een belangrijk deel van de ontwikkeling, omdat het implicaties heeft voor het sociaal functioneren, acceptatie door leeftijdsgenoten en succes in de vroege jaren op school.[1] Het is een cruciale vaardigheid voor het kunnen opbouwen van relaties, voor het functioneren in teamverband, voor empathie en verbondenheid. Maar Theory of Mind is ook nodig zodat kinderen hun communicatie kunnen aanpassen op het begripsniveau van de ander.[2] Het ontwikkelen van deze vaardigheid in de kindertijd heeft een effect op de rest van het leven.

Wanneer leer je gedachten lezen?

We zien de grootste ontwikkelingen van Theory of Mind voor het vijfde levensjaar. Rond 18 maanden laten kinderen de eerste tekenen van Theory of Mind zien. Onderzoek toont aan dat, van 18 maanden tot 2 jaar, kinderen steeds beter begrijpen dat ze een ander soms het beste kunnen helpen door de doelen en overtuigingen van die ander in overweging te nemen, in plaats van die van zichzelf.[3] Ze beginnen ongemak en emoties te herkennen in anderen en zoeken manieren om diegene te helpen of troosten.

Vanaf 3 jaar komt het begrip dat acties van anderen soms gebaseerd zijn op hún gedachten, intenties en verlangens, en snappen ze beter dat anderen een realiteit kunnen hebben die verschilt van de eigen beleving. Ze onderscheiden echte van neppe gebeurtenissen, zien oorzaken en consequenties van emoties, en beginnen zelfbewuste emoties te vertonen (zoals schaamte).

Tussen de 4 en 5 jaar bereiken kinderen de “eerste-orde” van de Theory of Mind. Ze kunnen nu voorspellen (dat ook nog) wat iemand denkt of voelt. Ze kunnen ook voorspellen dat een ander bepaalde acties zal vertonen, ondanks dat die gebaseerd zijn op incorrecte overtuigingen.[4] Bijvoorbeeld: Pietje en Tom (5 jaar) gaan samen knutselen. Pietje heeft een bakje met stiften, maar deze zijn per ongeluk in het bakje beland waar “krijtjes” op staat. Pietje heeft de inhoud gezien, maar Tom nog niet. Als aan Pietje gevraagd wordt wat Tom zal doen als hij krijtjes zoekt, dan zal Pietje in deze fase begrijpen dat Tom het bakje met stiften zal pakken.

… en hoe?

De ontwikkeling van de Theory of Mind wordt beïnvloed door veel factoren. Voorbeelden hiervan zijn doen-alsof of fantasiespel, ouderschapsstijl, cultuur, taalontwikkeling en mentale afstemming van de moeder (ofwel, het vermogen van de moeder om de mentale staten van haar kind te herkennen en interpreteren). Er bestaat ook een soort domino-effect in factoren en gevolgen van de ontwikkeling van de Theory of Mind. Zo zijn relaties met leeftijdsgenoten en academische prestaties gevolgen van deze ontwikkeling, en vervolgens factoren die de ToM ontwikkeling verder bevorderen.

Vóórdat de ToM echt gaat ontstaan, is het belangrijk dat de executieve functies van kinderen zich ontwikkelen. Dat zijn, in essentie, de “regelknoppen” in je hersenen die je helpen om je gedrag te sturen. Zo moet een kind, voordat hij/zij de visie van een ander kan begrijpen, de eigen overtuigingen opzij kunnen zetten. De ontwikkeling van executieve functies lijkt daarom een voorloper te zijn op die van de ToM. Zowel de executieve functies als de ToM kunnen worden, en hier zijn ook mooie schoolprogramma’s voor.[5]

Het is belangrijk om te noemen dat niet bij alle kinderen het volledig lukt de Theory of Mind te ontwikkelen, hoe hard zij dit misschien ook willen of proberen. Zo zien we bijvoorbeeld gebreken in deze ‘sociale cognitie’ bij mensen met de diagnose schizofrenie of een autisme spectrum stoornis (ASS).

En later als je groot bent?

De meningen in de literatuur zijn verdeeld over wanneer de ToM “volledig” ontwikkeld is. Het lijkt erop dat de ontwikkeling in ieder geval geruime tijd stagneert, en mogelijk begint te verminderen op oudere leeftijd, wanneer de ‘vloeiende intelligentie’ begint af te nemen. Tegen die tijd kunnen we het gedachten lezen dus beter overlaten aan de kleinkinderen.

Ik dacht trouwens aan dolfijnen.

 

 Bronnen:

[1] Carlson, S. M., Koenig, M. A., & Harms, M. B. (2013). Theory of mind. WIREs Cognitive Science, 4(4), 391–402. https://doi.org/10.1002/wcs.1232

[2] Sidera, F., Perpiñà, G., Serrano, J., & Rostan, C. (2018). Why Is Theory of Mind Important for Referential Communication?. Current psychology (New Brunswick, N.J.)37(1), 82–97. https://doi.org/10.1007/s12144-016-9492-5

[3] Buttelmann, D., Over, H., Carpenter, M., & Tomasello, M. (2014). Eighteen-month-olds understand false beliefs in an unexpected-contents task. Journal of experimental child psychology119, 120–126. https://doi.org/10.1016/j.jecp.2013.10.002

[4] Westby, C., & Robinson, L. (2014). A Developmental Perspective for Promoting Theory of Mind. Topics in Language Disorders, 34(4), 362–382. https://doi.org/10.1097/TLD.0000000000000035

 

[5] Kloo, D., & Perner, J. (2008). Training Theory of Mind and Executive Control: A Tool for Improving School Achievement? Mind, Brain and Education, 2(3), 122–127. https://doi.org/10.1111/j.1751-228X.2008.00042.x

 

Geschreven door Ísabel Bakker

Ísabel is een gedreven en ambitieuze master studente in de richting Health & Medical Psychology (MSc) en aspirant Sport- en Prestatiepsychologie (MSc) studente. Haar passie ligt in het onderzoeken hoe psychologie kan bijdragen aan het verbeteren van welzijn en prestaties, zowel in klinische als sportieve contexten. Ze is met name geïnteresseerd in het ondersteunen van mensen die te maken hebben met chronische ziekten, schokkende diagnoses, of somatisatie problematiek. Daarnaast richt ze zich op de psychologische impact van (top)sport en het optimaliseren van prestaties met behulp van mentale strategieën. Haar interesse breidt zich verder uit naar prestatie- en klinische psychologie binnen de politie- en defensieomgeving, waar ze benieuwd is naar hoe mentale weerbaarheid en prestaties in uitdagende omstandigheden kunnen worden verbeterd.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *