De kracht van autonomie, verbondenheid en competentie bij jongeren die zijn opgegeven
Al enige jaren werk ik binnen de muren van een jeugdgevangenis. Regelmatig wordt mij gevraagd waarom ik graag werk met de jongens met wie ik werk. Soms suggestief: ‘vind je het leuk om aan dode paarden te trekken?’ Mijn antwoord is kort en duidelijk: ‘nee’. En dan vooral: ‘nee’ tegen het begrip ‘dode paarden’.
Iedereen wil íets
Ja, ook ik heb een hekel aan de verharde straatcultuur waarin een ripdeal zomaar een leven kan kosten. Ja, ook ik kan me ergeren aan taal die grammaticaal pijn doet aan mijn oren. En ja, ook ik ontmoet jongens die me uittesten en zeggen dat ze ‘niks willen’ en ‘dat ik ze met rust moet laten’. Maar dat maakt hen nog geen dode paarden. Ik geloof dat iedereen íets wil. Soms is dat ‘niks’, en zelfs dat mag bestaan. Onze maatschappij is gebouwd op vooruitgang en participeren. Wie niet meedoet, valt buiten de boot. Wie ‘niks wil’, mag het uitzoeken. En precies daar gaat het voor mij knellen.
Laatst keek ik naar het televisieprogramma ‘Hel of Hotel’ via NPO Start, waarin Joost Eerdmans van JA21 fel uithaalde naar gedetineerden die “gewoon niet willen”. Hij deed het voorkomen alsof kansen voor het oprapen liggen en deze jongens ze simpelweg weigeren. Hij bracht het bijna alsof mogelijkheden netjes worden aangereikt en iedereen vanaf dezelfde startlijn kan vertrekken. Terwijl we weten dat dat niet zo is.
Ongelijke kansen
Kansen zijn in Nederland lang niet voor iedereen gelijk. Wie opgroeit in armoede, met ouders die zelf worstelen met psychische problemen of laaggeletterdheid, begint niet met dezelfde bagage als een kind met stabiele thuissituatie, netwerk en rolmodellen. Wie in een wijk leeft waar criminaliteit soms letterlijk de enige zichtbare weg naar status en inkomen is, ziet simpelweg minder alternatieven. Onderzoek laat keer op keer zien dat sociale afkomst, opleidingsniveau van ouders, buurtkwaliteit en discriminatie enorme invloed hebben op de kansen die iemand krijgt én op het geloof dat je iets kunt bereiken (Zumbuehl, 2020).
“Je kunt een kind uit de oorlog halen, maar hoe haal je de oorlog uit een kind?”
Als je nooit hebt geleerd dat je talent hebt, nooit iemand hebt gezien die een andere weg ging, en elke misser wordt afgestraft in plaats van begeleid, hoe “vrij” ben je dan om kansen te pakken? De suggestie dat het alleen onwil is, miskent hoe diep ongelijkheid inwerkt op zelfbeeld en keuzevrijheid. Veel jongens met wie ik werk, komen uit een leven vol afwijzing en instabiliteit. Armoede, psychiatrische problemen thuis, soms een verstandelijke beperking: het vormt je blik op de wereld. Zoals Warchild zegt: “Je kunt een kind uit de oorlog halen, maar hoe haal je de oorlog uit een kind?” Als je nooit hebt geleerd dat er méér is, hoe kun je dan overstijgend denken en anders kiezen? Zeker als je omgeving niet meeverandert? En, wie zijn wij om te eisen dat ze een maatschappij omarmen die hen jarenlang afwees?
Ik werk in de jeugdgevangenis zonder oordeel
In de hulpverlening worden deze jongens vaak overladen met “kansen”: goede keuzes worden aangereikt op een presenteerblaadje. Ze moeten veranderen om erbij te mogen horen, anders dreigt recidive. Maar diezelfde maatschappij die hen nu kansen aanbiedt, was eerder degene die hen buitensloot. Is het dan eerlijk om te verwachten dat ze zich zomaar willen of kunnen aanpassen? Daar vind ik vaak het zogenoemde “dode paard”: jongens die moegestreden zijn van altijd afgewezen worden. Ik werk er niet om hen te laten voldoen aan opgelegde normen. Ik werk om ze rust te geven. Even niets moeten. Even gewoon mogen zijn. Geen oordeel, geen druk, geen opgelegd plan. En juist dán zie ik iets gebeuren: als er eindelijk ruimte en acceptatie is, ontstaat er een klein vlammetje. Geen grote doorbraak, maar een eerste gevoel van veiligheid en eigenwaarde.
Self-Determination Theory
De kern van mijn aanpak komt uit de zelfdeterminatietheorie van Ryan & Deci: autonomie, verbondenheid en competentie (Self-Determination Theory: Basic Psychological Needs in Motivation, Development, and Wellness., 2017). Simpel gezegd: zelf keuzes kunnen maken, je onderdeel voelen van een geheel en zelf ervaren dat je iets kunt. Als een jongen voor het eerst wordt geprezen om wat wél lukt, als ongewenst gedrag niet meteen wordt uitvergroot maar rustig wordt begrensd, dan zie je beweging. Niet omdat iemand hen duwt, maar omdat ze zelf durven stappen te zetten.
Mijlpalen ontdekken
Soms begint het simpel: een jongen die eindelijk weer in de les verschijnt na maanden van lesweigering en zijn voeten op een stoel legt. In plaats van te preken over fatsoen, complimenteer ik zijn inzet. Hij haalt zelf zijn voeten weg nadat ik alleen onopvallend even een tikje op de neus van zijn schoen heb gegeven tijdens een rondje door de klas. Of de jongen die beweert “niks te kunnen”. Tot hij iets mag maken voor iemand die belangrijk voor hem is. Met begeleiding ontdekt hij dat hij wél iets kan en voor het eerst verschijnt er een glimlach op zijn gezicht. Het lijken kleine dingen, maar voor deze jongens zijn het mijlpalen. Ze ervaren eindelijk eens competentie, voelen zich verbonden en ontdekken dat ze zelf keuzes hebben.
De jongens met wie ik werk zijn niet hun daden. Ze zijn geen dode paarden. Ze zijn het resultaat van een harde start, maar nog lang niet verloren. Er zit talent, kracht, creativiteit en liefde in hen, als iemand het maar ziet. Mijn werk draait niet om trekken aan wie niet wil. Het draait om zien, accepteren en bemoedigen. Want zodra iemand ervaart dat hij ertoe doet, wil hij ineens meer dan hij dacht.
En dát is precies waarom ik dit werk zo graag doe.
Bronnen:
(2017). In L. R. Deci, Self-Determination Theory: Basic Psychological Needs in Motivation, Development, and Wellness. London: The Guilford Press.
Zumbuehl, M. &. (2020). Ongelijkheid van het jonge kind (notitie). Opgeroepen op september 2025, van Centraal Planbureau: https://www.cpb.nl/system/files/cpbmedia/omnidownload/CPB-Notitie-Ongelijkheid-van-het-jonge-kind.pdf