De ene keer je sleutels, de andere keer je telefoon en weer een andere keer een afspraak: vergeten doen we allemaal. De een wat meer dan de ander. Mensen die opvallend vaak gaten in hun geheugen hebben vragen zich soms af of ze niet dement aan het worden zijn. Wanneer spreken we van dementie? Waarom denken we bij dementie meteen aan geheugenklachten en bij geheugenklachten meteen aan dementie?

Dementie

Dementie is niet één aandoening, maar een syndroom gekenmerkt door meerdere toenemende cognitieve-functiestoornissen. Het geheugen is een voorbeeld van een cognitieve functie, maar er zijn ook andere cognitieve functies, zoals aandacht en taal.
Er bestaan verschillende typen dementie en bij elk type staan (in ieder geval in de vroege fasen) andere symptomen centraal, die natuurlijk ook verschillen per individu. Voor een diagnose van dementie dienen de symptomen zo ernstig te zijn dat het dagelijks functioneren eigenlijk niet meer gaat.
Dementie komt vaker voor op hogere leeftijd, maar ook bij jonge mensen (<65 jaar) kan het voorkomen.

De ziekte van Alzheimerdementie1

De ziekte van Alzheimer is de meest voorkomende dementie waarbij toenemende geheugenklachten centraal staan. Andere mogelijke symptomen van de ziekte van Alzheimer zijn: steeds meer moeite hebben met het uitvoeren van bepaalde taken, taalproblemen, verminderd initiatief, verminderd oriëntatievermogen wat betreft tijd en plaats en veranderingen in stemming of gedrag. Er bestaat nogal wat discussie over de oorzaak. Op dit moment is de meest aangehaalde hypothese de “amyloïde cascade hypothese”, welke inhoudt dat de ziekte van Alzheimer ontstaat door een abnormale ophoping van amyloïde plaques (een soort eiwitten). Door deze plaques ontstaan ontstekingsprocessen in het brein waardoor de hersencellen minder goed functioneren. De plaques zouden neurofibrillaire tangles (een ander soort eiwitten, zie linkerplaatje) in de hersencellen activeren, waardoor deze hersencellen op den duur doodgaan. Er zijn dus steeds minder hersencellen, waardoor de hersenen kleiner worden en minder goed functioneren. Vooral hippocampusatrofie, oftewel een steeds kleiner wordende hippocampus, lijkt een kenmerk te zijn bij de ziekte van Alzheimer. De hippocampus is een hersengebied dat belangrijk is voor geheugenfuncties. Het krimpen van de hippocampus is mede verantwoordelijk voor de ernstige geheugenklachten die gepaard gaan met de ziekte van Alzheimer (zie afbeelding hieronder; rechterkant).

dementie2Vasculaire dementie

Een andere veelvoorkomende type dementie is vasculaire dementie. Bij dit type staan geheugenklachten minder op de voorgrond. Een vertraagd mentale tempo lijkt hier het meest prominente kenmerk te zijn. Andere mogelijke symptomen zijn: aandachts- en concentratieproblemen, taalproblemen, zwakte in ledematen en verminderd executief functioneren. Executief functioneren is een paraplu-term, waarbij je moet denken aan vaardigheden als plannen, structureren en “multitasken”. In een later stadium kunnen ook geheugenklachten ontstaan.
Vasculaire dementie ontstaat als gevolg van schade aan de bloedvaten en is gerelateerd aan hartaandoeningen. Bovenstaande en andere symptomen hangen dus deels af van waar in het bloedvatenstelsel in het brein de schade precies zit.

Het komt echter niet zelden voor dat bij patiënten met vasculaire dementie, na autopsie op het brein, ook amyloïde plaques worden aangetroffen. Ook het omgekeerde komt trouwens voor: mensen met de ziekte van Alzheimer die ook aan vasculaire schade lijden. Er is momenteel nogal wat discussie of en in hoeverre vasculaire processen en Alzheimerprocessen met elkaar samenhangen.

Frontotemporale dementie

dementie4Dan bestaat er ook nog frontotemporale dementie. Bij dit type staan in het begin vooral gedragsproblemen centraal. Hierbij moet je denken aan verminderde impulscontrole, verminderde motivatie en interesse, meer sociaal on(aan)gepast gedrag en fixaties of compulsies. Later ontstaan er ook steeds meer cognitieve problemen, vooral wat betreft taal en executieve functies. Het geheugen blijft relatief lang normaal in vergelijking met andere typen dementie.
Dit beeld heeft te maken met de betrokken hersengebieden: neurodegeneratie (=verlies van hersencellen) vindt vooral plaats in de frontale cortex (belangrijk voor gedrag, sociaal gedrag, en cognitieve functies, vooral executieve functies; zie het plaatje) maar soms ook in de temporale cortex (belangrijk voor emoties en cognitieve functies, vooral geheugen en taal).

Lewy Body

dementie5Lewy Body dementie is wellicht het moeilijkst te diagnosticeren type dementie. Dit type wordt gekenmerkt door fluctuerende cognitie, herhaaldelijke visuele hallucinaties, slaapproblemen en (flauw)vallen. In een later stadium kunnen ook Parkinson symptomen voorkomen: spierstijfheid, schuifelen, beven van ledematen en verlies van of verminderde gezichtsexpressie (“maskergelaat”).
Dit type dementie ontstaat als gevolg van ophoping van een bepaald eiwit in het brein, namelijk het Lewy Body eiwit oftewel “lewy bodies” (zie onderstaande plaatje).

Vergeetachtig?

Naast deze typen bestaan er nog vele andere typen dementie, zoals semantische dementie waarbij in het vroege stadium taalstoornissen centraal staan. Andere typen komen echter veel minder vaak voor.
Ik wil graag benadrukken dat het voor een diagnose belangrijk is dat de symptomen zo ernstig zijn dat het dagelijks functioneren ernstig verstoord wordt. Heb je af en toe last van vergeetachtigheid, concentratieproblemen of kun je eens niet op een woord komen? Dan heb je nog geen dementie!

Bronvermelding:
Kessels, R., Eling, P., Ponds, R., Spikman, J., & van Zandvoort, M. (2012). Klinische neuropsychologie. Amsterdam: Boom.

Geschreven door Maria Karabatzakis

Maria Karabatzakis heeft in 2013 de bachelor Psychologie en Gezondheid afgerond aan de Universiteit van Tilburg en in 2015 de master Medische Psychologie. Medische Psychologie is een breed vakgebied waarin de relatie tussen lichamelijke gezondheid en psychisch welbevinden centraal staat. Binnen deze master heeft ze gekozen voor het accent neuropsychologie vanwege interesse in de relatie tussen hersenen en gedrag. Momenteel promoveert ze op de PIT-studie met als doel om een psychosociale screeningslijst te ontwikkelen voor ongevalspatiënten.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *