De dood van de Amerikaan George Floyd leidde tot veel protesten en een toename in aandacht voor discriminatie en daarmee ook voor vooroordelen en stereotypering. Niemand is vrij van vooroordelen: bewust of onbewust, wij hebben ze allemaal. Wat zijn hiervan de gevolgen? En hoe kunnen we hiermee omgaan?

Stereotypering en sociale categorisatie

Vooroordelen ontstaan door de informatie die je van jongs af aan meekrijgt, bijvoorbeeld door opvoeding, films en de media. Een component van vooroordelen is stereotypering. Je vormt stereotypes door het gedrag van bepaalde individuen te generaliseren naar de hele groep. Als je constant hoort dat bepaalde personen in groep A zich goed gedragen en bepaalde personen in groep B zich slecht gedragen, trek je de conclusie dat iedereen in die groepen hetzelfde gedrag vertonen.

Vanuit evolutionair oogpunt heeft stereotypering ontegenzeggelijk voordelen. Door informatie in te delen in algemene categorieën, kun je snel een beeld vormen van nieuwe en onbekende personen en situaties. Ook kun je hierdoor op tijd gevaar herkennen. De nadelen zijn echter duidelijk. Zo ontstaat er door stereotypering, zoals beschreven in het blog Racisme en ons brein,​ sociale categorisatie. Over hun eigen groep hebben mensen in het algemeen een positief en genuanceerd beeld (​in-group bias​) en over andere groepen vaak een negatief en ongenuanceerd beeld (​out-group homogeneity​). Dit leidt ertoe dat we personen uit andere groepen vaak als meer hetzelfde zien dan dat ze daadwerkelijk zijn.

stereotypering

Gevolgen stereotypering

Niemand is vrij van stereotypering. Het vormen van stereotypes gebeurt namelijk automatisch en onbewust, zonder dat je er invloed op hebt. Zo verwacht je wellicht op de middelbare school slechtere resultaten van meisjes voor exacte vakken dan van jongens. Door zulke verwachtingen worden levenspaden van mensen, misschien ook wel die van jou, gevormd. Dit kan iets positiefs zijn als je meer hulp aangeboden krijgt waardoor je jezelf beter kan ontwikkelen. Vaak leidt het echter tot iets negatiefs doordat kansen juist afnemen bijvoorbeeld. Dat zien we bij jongeren met een migratieachtergrond die minder vaak uitgenodigd worden voor een sollicitatiegesprek. Ook leidde stereotypering tot iets negatiefs toen bepaalde groepen niet gelijk werden behandeld door de Belastingdienst, waar etnisch geprofileerd werd bij de controle van aangiften voor de inkomstenbelasting.

Versterking van stereotypes

Een voordeel van positieve stereotypering voor de ene groep, is dus een nadeel voor de andere groep. Als het bijvoorbeeld een stereotype is dat jongens minder goed zijn in taal zijn of meisjes minder in wiskunde, wordt er minder aandacht aan die groep besteed. Waarom zou je er moeite insteken als ze het toch niet kunnen? Dit principe heet self-fulfilling prophecy. ​​​De verwachtingen komen uit, omdat er gehandeld wordt op een manier die deze verwachtingen bevestigen.

Ook wordt de stereotypering versterkt door de ​stereotype threat​. ​Stereotype threat​ is de angst die leden van een groep ervaren dat hun gedrag een stereotype bevestigt. Deze angst verschilt per situatie. Zo presteren meisjes minder goed in wiskunde, als ze vergeleken worden met jongens dan wanneer ze niet met jongens vergeleken worden. Datzelfde geldt voor de prestatie van blanke jongens in wiskunde als ze met Aziatische jongens vergeleken worden. Naast de ​self-fulfilling prophecy ​en ​stereotype threat​ worden stereotypes versterkt doordat deze constant bevestigd worden door cultuur, tradities, media en mechanismen in ons brein.

stereotypering

Vermindering van stereotypes

Stereotypes verdwijnen dus niet zomaar. Integendeel, ze worden vaak versterkt. Betekent dit dat de stereotypering -en daarmee racisme- voor altijd blijft bestaan? Niet per se, volgens de contact ​ hypothesis​ ​kan contact tussen verschillende groepen leiden tot vermindering van vooroordelen en daarmee stereotypering. Dit zien we onder andere bij heteroseksuelen ten opzichte van homoseksuelen, niet gehandicapte kinderen tegenover gehandicapte kinderen en gezonde personen jegens personen met psychische problemen. Volgens deze theorie moet wel aan een paar voorwaarden voldaan worden. De groepen moeten dezelfde status hebben, gemeenschappelijke doelen hebben en het contact moet ondersteund worden door lokale gebruiken. Als hier niet aan voldaan wordt, kunnen de vooroordelen zelfs groter worden. Daarnaast kun je vooroordelen, zelfs de onbewuste vooroordelen, verminderen door anderen over de morele gevolgen ervan te laten denken.

Een gevaar is het ontkennen van stereotypes. Als je een paar voorbeelden aanbiedt om een stereotype te weerleggen, versterk je hiermee juist het stereotiepe beeld. Mensen verzinnen dan namelijk aanvullende redenen waarom het stereotype juist wel klopt. Ook is het emotionele aspect vaak zo sterk dat het niet zomaar door een paar voorbeelden weerlegd kan worden.

Door de protesten naar aanleiding van de dood van George Floyd denken we in ieder geval meer na over stereotypering en over de morele consequenties van ons gedrag en onze denkpatronen.

Bronnen:
– Aronson, Lustina, Good, Keough, Steele & Brown (1999). When White men can’t do math: necessary and sufficient factors in stereotype threat. In: Journal of Experimental Social Psycholog
– Greenwald & Pettigrew (2014). With malice toward none and charity for some: Ingroup favoritism enables discrimination​. In: American Psychologist
– Kunda & Oleson (1997). When exceptions prove the rule: How extremity of deviance determines the impact of deviant examples on stereotypes. ​In: Journal of Personality and Social​ Psychology
– Het College voor de Rechten van de Mens. (2015). ​Stereotypering: wat is dat en hoe werkt het?​ https://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:9nde5sgdktwj:https://publicaties.mense nrechten.nl/file/da9636c0-ce34-45a6-a3e6-2a9d7906678c.pdf+&cd=2&hl=nl&ct=clnk&gl=nl
– Nunspeet, Ellemers & Derks (2015). Reducing implicit bias: How moral motivation helps people refrain from making “automatic” prejudiced associations. ​In: Translational Issues in Psychological Science
– Pettigrew & Tropp (2006). A meta-analytic test of intergroup contact theory. ​In: Journal of Personality and Social Psychology
– Spencer, Steele & Quinn (1999). Stereotype threat and women’s math performance. In: ​Journal of Experimental Social Psychology
– Tenenbaum & Ruck (2007). Are teachers’ expectations different for racial minority than for European American students? A meta-analysis. ​In: Journal of Educational Psychology
– Thijssen, Coenders & Lancee (2019). Etnische discriminatie op de Nederlandse arbeidsmarkt. In: ​Mens en Maatschappij​

Geschreven door Mats Abrahamse

Mats is een derdejaars student Psychologie aan de Universiteit Utrecht. Nu volgt hij de minor criminologie om zich te verdiepen in de maatregelen om criminaliteit te voorkomen. Toch ligt zijn interesse vooral bij de cognitie en neurologie en hoopt hij daar later onderzoek naar te doen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *