Een dosis MDMA, je favoriete muziek, een gevoel van verbondenheid en compassie – klinkt als een ouderwets wild weekend? Niet per se. Het zijn namelijk ook de ingrediënten van wetenschappelijke studies. Tussen 1940 – 1970 is er al onderzoek uitgevoerd naar de effecten van psychedelica (bewustzijnsveranderende middelen) zoals MDMA en psilocybine. Maar vanwege het toenemende recreatieve gebruik werden dergelijke middelen verboden. En daarmee kwam een einde aan veelbelovend onderzoek. De laatste jaren zit het onderzoek naar de effecten van psychedelica echter weer in de lift. Waar komt die hernieuwde interesse voor deze middelen vandaan, hoe worden ze ingezet, en wat voegen ze toe aan de reeds bestaande therapieën?
Psychotherapie
Voor iedereen die te enthousiast wordt: het is niet zo dat je in de nabije toekomst van de apotheek of behandelaar een zak paddenstoelen of MDMA mee naar huis krijgt. In het huidige onderzoek worden psychedelica onder begeleiding gebruikt en in combinatie met psychotherapie.
Het uitgangspunt van psychotherapie is vrij eenvoudig: samen met de therapeut ga je op zoek naar de bron (of bronnen) van je problemen. Daarvoor is het nodig om alles wat je dwarszit te delen met de therapeut. We hebben echter bewust of onbewust verdedigingsmechanismen die ons verhinderen tot de diepste kern van de problemen te komen, zodat we de confrontatie met onszelf niet hoeven aangaan. Hierin schuilt het probleem van psychotherapie: als we niet tot de echte kern komen is de behandeling niet of minder effectief.
Weg met de blokkades
En daar kunnen psychedelica helpen. Deze middelen verzwakken namelijk onze verdedigingsmechanismen. Ze verminderen gevoelens van angst en zetten aan tot zelfexploratie. Daarnaast verhogen ze o.a. onze nieuwsgierigheid, creativiteit, gevoelens van verbondenheid, en ons zelfvertrouwen. Zo verkrijgen we inzicht in onze eigen problematiek, en durven we de problemen ook daadwerkelijk aan te pakken.
Inmiddels is er onder wetenschappers in hoofdlijnen consensus over de behandel- en onderzoeksopzet. Als patiënt krijg je in een veilige en comfortabele omgeving een dosis MDMA of psilocybine, onder toezicht van twee behandelaars. Zij luisteren empathisch naar je, en blijven bij je tot het middel is uitgewerkt. Voordat je het middel krijgt wordt aandacht besteed aan je symptomen, intenties, de therapeutische relatie, en word je verteld wat je kunt verwachten tijdens de sessie. Zo wordt de juiste mindset gecreëerd die essentieel blijkt voor behandelsucces. Doorgaans krijg je één tot drie behandelsessies en daarna start de psychotherapie. Omdat de psychedelica blijvende veranderingen teweegbrengen (een vergroot zelfinzicht, een meer complete kijk op je eigen problemen en opvattingen) is de daaropvolgende psychotherapie effectiever.
Onderzoeksresultaten
De resultaten uit recente studies lijken veelbelovend. Zo bleek bij mensen die aan PTSS lijden 83 % na een MDMA/psychotherapie behandeling volledig genezen te zijn, ook een jaar later nog. Andere studies laten zien dat MDMA/psychotherapie helpt bij mensen met therapieresistente depressie. Daarnaast lijkt psilocybine/psychotherapie effectief bij middelenmisbruik, en ander onderzoek naar dit middel laat positieve resultaten zien bij de behandeling van angst en depressie bij patiënten met een terminale ziekte. Voor LSD, MDMA, en psilocybine worden positieve langetermijneffecten gevonden bij patiënten met PTSS, depressie en sociale angststoornissen bij mensen met autisme.
Al met al lijken de bovengenoemde middelen effectief in combinatie met psychotherapie. Bovendien lijken ze niet of nauwelijks tot afhankelijkheid en verslaving te leiden – in tegenstelling tot de huidige medicamenten. En doordat psychedelica niet dagelijks ingenomen hoeven te worden maar al na één tot drie doses effectief zijn kan een grote kostenbesparing worden gerealiseerd.
Blijf realistisch
Toch moeten we kritisch blijven. Hoewel de meeste onderzoeken zeer degelijk van opzet zijn, bevatten deze onderzoeken niet bijzonder veel deelnemers. Zodoende moeten zij nog met grotere steekproeven worden gerepliceerd. Daarnaast zijn er verschillen tussen studies in het moment van nameting: bij de ene studie gebeurt dit na 7 weken, bij de andere na een halfjaar of een jaar. Dus wat zijn ‘langetermijneffecten’? Er bestaan tevens terechte zorgen over ongecontroleerd gebruik. Wat als mensen zelf met psychedelica gaan experimenteren ‘omdat het wetenschappelijk bewezen effectief is’? De condities waaronder de behandeling plaatsvindt zijn van groot belang: het effect van de behandeling lijkt een interactie tussen de mindset van de patiënt (‘set’), de externe condities (‘setting’), en de behandelaar. Zonder deze ingrediënten kan het gebruik van psychedelica juist tot negatieve effecten leiden. Ten slotte, er moet nog veel onderzoek worden gedaan naar de juiste doseringen, risicogroepen en onderzoekers moeten duidelijker zijn over het soort psychotherapie dat wordt toegepast in hun studies.
Op de goede afloop?
De komende jaren worden diverse lopende studies afgerond en nieuwe opgezet. Ook in Nederland dragen onderzoekers hun steentje bij: zo gaan enkele universitaire medische centra meedoen aan een internationaal onderzoek naar de effecten van psychedelica op personen met therapieresistente depressie. De resultaten uit al deze onderzoeken zullen in grote mate de toekomst van psychedelica in de psychologie en psychiatrie bepalen: verruimen de middelen niet alleen de geest, maar ook het aanbod en de mogelijkheden van therapieën, of blijkt de hele onderzoekslijn een grote ‘bad trip’?